HAARLEM - De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft de gemeente Haarlem in het ongelijk gesteld in een zaak waarin een alleenstaande statushouder met 5 kinderen vraagt om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De gemeente moet eerst onderzoeken of de vrouw zelfredzaam is. Zo lang dat onderzoek bezig is, blijft het recht op opvang staan.


Woning geweigerd

De zaak draait om een alleenstaande moeder met 5 kinderen van 0 tot 9 jaar. Zij heeft 12 jaar in asielzoekerscentra gewoond. Sinds januari vorig jaar heeft ze een verblijfsvergunning en kon ze op zoek naar een woning. In september was haar een woning aangeboden door een woningbouwvereniging in Haarlem. Zij heeft de woning geweigerd, ook nadat haar was uitgelegd dat ze dan de asielopvang zou moeten verlaten. In december 2023 is ze uit de opvang gezet en kon ze met haar kinderen enige tijd in haar netwerk verblijven. Op 23 januari 2024 heeft ze zich bij de gemeente Haarlem gemeld voor spoedopvang. De gemeente heeft haar verzoek afgewezen. Het feit dat haar een woning is aangeboden, bewijst volgens de gemeente dat ze zelfredzaam is. Iemand die zelfredzaam is, kan geen aanspraak maken op opvang in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit waarin opvang wordt geweigerd. In een kort geding heeft ze aan de voorzieningenrechter gevraagd om de gemeente de opdracht te geven haar en haar vijf kinderen op te vangen tijdens de bezwaarprocedure en tot tenminste zes weken erna. Ze zegt dat het feit dat haar een woning is toegewezen die ze heeft geweigerd, niet betekent dat zij daarom zelfredzaam is. Ook zegt ze dat de kinderen sowieso kwetsbaar zijn en bescherming nodig hebben. De gemeente Haarlem heeft toegezegd, gedurende deze procedure, ervoor te zorgen dat de kinderen niet op straat hoeven slapen en dat zij niet van hun moeder gescheiden worden.

Oordeel van de rechtbank

De gemeente Haarlem vindt blijkbaar dat er geen onderzoek op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning nodig is, omdat volgens de gemeente vaststaat dat de vrouw zelfredzaam is. Dat kan de voorzieningenrechter niet goed volgen. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente staat immers dat een dergelijk onderzoek alleen achterwege kan worden gelaten als de situatie al voldoende bekend is door eerdere meldingen of onderzoeken. Gesteld, noch gebleken is dat dit het geval is. De enkele weigering om een woning te accepteren valt daar in ieder geval niet onder.

Om te kunnen beoordelen of de vrouw en haar kinderen in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang moet de gemeente dus alsnog onderzoeken of de vrouw al dan niet zelfredzaam is. De voorzieningenrechter benadrukt dat bij dit onderzoek het belang van de kinderen voorop moet staan. Wat er ook zij van de beslissingen van de vrouw, de kinderen treft daarvan geen enkel verwijt, terwijl juist zij in een kwetsbare positie verkeren gezien hun nog jonge leeftijd.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek van de vrouw toe en schorst het besluit waarmee de gemeente de opvang weigert. Deze schorsing duurt tot 2 weken nadat er een besluit is genomen over het bezwaar tegen de geweigerde opvang. De vrouw en haar kinderen moeten gedurende die periode worden opgevangen.