HAARLEM - De rechtbank Noord-Holland heeft beslist dat niet de bewoner, maar de gemeente Haarlem eigenaar is van de bovenwoning van het pand aan de Kennemerstraat. De bewoner moet de bovenwoning binnen vier maanden verlaten. De benedenwoning die hij als atelier gebruikte, kan hij ook inrichten als woonruimte.


Aankoop
De gemeente heeft in 1989 het pand aan de Kennemerstraat in de Frans Halsbuurt aangekocht met het oog op voorgenomen stedelijke vernieuwing. Het pand bestaat uit twee appartementen: een benedenwoning en een bovenwoning. Het gebouw stond op de nominatie om gesloopt te worden. Maar omdat de geplande stedelijke vernieuwing niet heeft plaatsgevonden, is dit nooit gebeurd.

De bewoner sloot in 1993 een huurovereenkomst met de gemeente voor de benedenwoning. Vrijwel op hetzelfde moment betrok hij de bovenwoning die op dat moment leegstond. Hij heeft de gemeente hiervan op de hoogte gesteld en de gemeente gevraagd of hij de woning mocht huren. De gemeente wilde dit niet vanwege de voorgenomen sloopplannen en de huurrechten die de bewoner anders zou opbouwen. De bewoner is de bovenwoning met medeweten van de gemeente wel blijven gebruiken. De benedenwoning richtte de bewoner in als atelier.

Toekomst pand
In 2017 is de gemeente zich gaan beraden over de toekomst van het pand. De gemeente heeft de bewoner aangeboden de bovenwoning te gaan huren tegen een marktconforme prijs, maar de bewoner heeft dit afgeslagen. Daarop stapte de gemeente naar de rechter en eiste dat de bewoner de oorspronkelijke huurovereenkomst zou naleven. Dat wil zeggen dat hij de benedenwoning weer voornamelijk als woonruimte moest gebruiken. De bewoner stelde daar tegenover dat hij door verjaring eigenaar is geworden van de bovenwoning.

De kantonrechter oordeelde afgelopen februari dat de bewoner de huurovereenkomst over de benedenwoning moest naleven, maar was niet bevoegd om uitspraak te doen over de verjaring van de bovenwoning.

Uitspraak verjaring
In deze bodemprocedure oordeelt de rechter nu wel wie de eigenaar is van de bovenwoning. De rechter concludeert dat de bewoner zich in de loop der jaren niet structureel en voor de gemeente duidelijk kenbaar als eigenaar van de bovenwoning heeft gedragen, wat een voorwaarde is voor verjaring. Zo heeft hij bijvoorbeeld gevraagd aan de gemeente of hij de bovenwoning mocht huren. Daarmee erkende hij dat de gemeente eigenaar was. En in 2004 benaderde hij de gemeente als huisbaas van het pand, en dus ook als eigenaar van de bovenwoning. De rechter verwerpt het beroep van de bewoner.

De rechter beslist dat de bewoner de bovenwoning binnen vier maanden moet verlaten. Dit is langer dan de twee weken die de gemeente had gevorderd.